Het parcours
Voor een autoslalom is een glad wegoppervlak verkieslijk. Het parcours wordt uitgezet met behulp van pilonnen van 50 cm hoog. Rode pilonnen moeten 'rechts' worden gehouden, gele pilonnen 'links'. Wie onderweg een pilon raakt, krijgt voor die prestatie vijf seconden straftijd aan zijn broek. Tijdwaarneming verloopt elektronisch op een duizendste seconde nauwkeurig.
De start vindt plaats door middel van een startlicht, als het oranje wordt moet je opletten, tussen de 3 en 7 sec. daarna wordt het groen, gaat je tijd lopen en is het de bedoeling dat je wegrijdt. Na ongeveer 20 seconden wordt de volgende deelnemer gestart op het zelfde parcours, maar als je het goed doet kom je elkaar niet tegen.
De laatste jaren vinden alle verreden slaloms plaats op het Midland-circuit aan de Talingweg in Lelystad, een mooi oval-en-meer-circuit.
Opbouw van de vaardigheid
1. Parcours foutloos afleggen
Allereerst moet je proberen om het uitgezette parcours zonder fouten af te leggen. Dat wil zeggen: de aangegeven route volgen en de pilonnen laten staan. Wanneer je je auto door de bochten laat 'rollen', moet je behoorlijk sturen om geen pilonnen te raken.
2. De snelheid opvoeren
Haast ongemerkt rij je iedere run sneller. Daardoor kom je, vroeg of laat, de beperkingen van het voertuig tegen, of je eigen beperkingen. Je auto breekt wat uit, je verremt je een keer, onderstuur-overstuur en soms even lichte paniek. Je bent echter zelf de regisseur van je actie, dus pas je aan aan wat je aankunt! Je rijdt daar min of meer alleen, dus als er iets fout gaat kun je meestal met eenvoudige correcties de zaak redden.
Slalommen scherpt de reflexen! Zo kan je geleidelijk je grenzen verleggen zonder dat iemand enig gevaar loopt.
3. De ideale lijn opzoeken
Als je harder wilt moet je vroeg of laat de 'ideale lijn' opzoeken. In principe geldt voor iedere bocht 'buiten-binnen-buiten'. Maar bij een serie bochten (en slalom is één grote serie bochten) ligt dat een stuk ingewikkelder. Al rijdend leer je een lijn uit te kienen om sneller te gaan. Het blijft wel autosport, dus overmoed wordt altijd beloond met straftijd wegens pilonnen omrijden of het niet halen van een bocht.
4. Vol ertegenaan
Als je na wat oefenen een goede balans hebt gevonden, kun je harder. Gebruik makend van iets overstuur kun je de auto een bocht in gooien en er snoeihard weer uitkomen.
De een doet er een wedstrijd over om dit niveau te bereiken, een ander misschien een seizoen. Maar dan heb je ook geweldig veel bijgeleerd. En die kennis en vaardigheid blijken dan op de openbare weg te zorgen dat je tijd hebt om situaties beter in te schatten, zodat je in heel veel gevallen eenvoudigweg om iets heen stuurt waar je vroeger remmend op af zou zijn geschoven.
Welke auto is voor de slalom geschikt?
Alle soorten auto's zijn in principe geschikt voor slalom, omdat auto's ingedeeld worden in klasses. Je rijdt dus altijd 'tegen' auto's die enigszins vergelijkbaar (zouden moeten) zijn. Grofweg kun je stellen dat een kleine middenklasser of een 'hot hatch' met een stevige motor het handigst is. Verder is alleen nog maar een geldig rijbewijs, een goede helm en een milieuzeiltje (zeiltje uit de bouwmarkt) nodig om te kunnen rijden.
Iedere wedstrijdauto wordt vooraf technisch gekeurd (ook op geluid) en wordt vervolgens voorzien van een startnummer.
Wie niet wil, hoeft aan zijn auto maar weinig te prepareren.
- Controleer de bandenspanning, iets hoger dan normaal geeft vaak meer grip.
- Verwijder alle los in het interieur en de kofferbak rondslingerende zaken.
- Plak beide accupolen met tape af.
- Zorg voor voldoende olie in de motor! Hou het oliepijl minimaal op maximum.
Sfeer
Bij een autoslalom is eigenlijk altijd een ouderwets ontspannen sfeer. Men keuvelt graag over de eigen auto, wat er aan gebeurd is en iedereen is vrij open over wat hij/zij eraan gedaan heeft. Pretenties en ego's worden zo veel mogelijk thuisgelaten.
Over het algemeen doen aan een slalomwedstrijd tussen de 40 en 50 deelnemers mee. Je schrijft je in via deze site voor een event en betaalt per bank. Je kunt dan op de betreffende dag zoveel starts maken als je wilt. Als je klaar bent voor een poging ga je in de startrij staan en als je aan de beurt bent sta je vooraan bij het startlicht, de starter van dienst zet je precies op de goede plaats neer.
Die startrij duurt meestal niet langer dan enkele minuutjes, omdat er gemiddeld om de 20 seconden iemand gestart wordt. Daarnaast is nooit iedereen tegelijk klaar om te gaan rijden, er moet ook gekwebbeld, gegeten en soms gesleuteld en afgesteld worden.
Aan het einde van de dag maken we een eindklassement op en reiken we bekers uit aan de helden van die wedstrijd in het cafetaria van het circuit. Per drie deelnemers in een klasse is er een beker.
De volgende keer zelf mee doen?
Kom naar één van de events.